Home Geen categorie De eindversterker – is meer watts beter?

De eindversterker – is meer watts beter?

0

Eindversterkers komen in alle soorten en maten: klein en compact, groot en lomp, geïntegreerd in een luidspreker, of samen in één behuizing met de voorversterker. De meest bekeken specificatie van een eindversterker is hoeveel watt deze levert. Maar is dat wel de belangrijkste specificatie?

Twee mono-eindversterkers. In dit geval Van Medevoort PA333's.

Wie een nieuw systeem gaat samenstellen, heeft in alle gevallen een setje luidsprekers, een versterker en een bron nodig. Luidsprekers zijn de grootste smaakmaker. Dan komt de versterker en vervolgens de bron. Wij gaan nu in op de eindversterker: de krachtpatser in het geheel.

Metaforisch
Als we een metafoor moeten verzinnen voor een eindversterker dan is het een sporter. Je hebt die in talloze smaken. Pure krachtpatsers, lenige atleten, duursporters, gracieuze dansers of denksporters. Eindversterkers zijn er ook in talloze vormen en maten. En allemaal hebben ze voor- en nadelen. Laten we eens ingaan op de diverse types.

Klassen
U hebt het vast weleens voorbij zien komen: klasse A, klasse B, klasse A/B, klasse D of zelfs klasse T (erg niche).  Wat zegt dit nu? Simpel: het is de manier van versterken.

De klasse geeft aan welk deel van de uitgangstrap (dus de transistor of buis) actief is tijdens een ciclus (golf / sinus). Dus de beweging van 0 naar + naar 0 naar – en weer naar 0. Het is belangrijk om hierbij te beseffen dat bij nagenoeg alle eindtrappen de opbouw dusdanig is dat de positieve en de negatieve helft van de sinus elk hun eigen ‘versterkerdeel’ hebben.

Art Speak modificatie overzicht
Hier is duidelijk de twee delen van de eindversterking te zien.

Klasse A
Bij klasse A zijn beide (transistor)delen van de eindtrap continu actief. Ze geleiden continu, waardoor het energieverbruik bijzonder hoog is. Ook als er niets wordt versterkt. Het voordeel van de klasse-A schakeling is de bijzonder lage vervorming. Het heeft veelal een vloeiend karakter en een erg natuurlijke klank.

Het nadeel van klasse A is het zeer hoge energieverbruik, forse warmteproductie en zware ‘uitvoering’ door onder meer de koelblokken. Klasse A kan ook niet heel veel vermogen leveren. Het houdt veelal wel op bij enkele tientallen watts.

Klasse A wordt veel gebruikt in voorversterkers, hoofdtelefoonversterkers en natuurlijk buizenversterkers.

Klasse B
Bij klasse B is altijd maar één helft van de versterkertrap actief. Elke helft is verantwoordelijk voor een deel van de sinus. Het voordeel hiervan, is dat het rendement veel hoger is dan bij klasse A, waarbij beide trappen altijd actief (geleidend) zijn.

Het voordeel van Klasse B, is dat het rendement hoger is en er ook veel hogere wattages mogelijk zijn. Het nadeel, is dat de vervorming rond het crossoverpunt (het punt waarbij de sinus door het 0-punt gaat), veel hoger is dan bij klasse A. Dat kán hoorbaar zijn.

Mengvorm

Densen is ook een bekende hifi-fabrikant. De B300 is ook een type dat een mengvorm gebruikt. Densen gebruikt overigens geen terugkoppeling in de versterking.

Vanwege de vervorming rond het crossoverpunt, maken veel fabrikanten een soort hybridevorm: klasse A/B. Ook wel dynamisch klasse A of B genoemd. Daarbij wordt de versterker voor een deel in klasse-A gezet door onder meer de ruststroom op te hogen (bias). Aangezien de meeste gebruikers niet alleen maar snoeihard draaien, zal de versterker nagenoeg altijd in klasse A werken.

Klasse D
Klasse D wordt ook wel een digitale versterker genoemd. Dat is onjuist. Klasse D werkt weliswaar met een uitgangstrap die aan of uit staat, maar dat heeft niets te maken met een digitaal signaal. Klasse D werkt met PWM: Pulse Width Modulation. Of in Nederlands: pulsbreedte modulatie. De uitgangen schakelen heel snel om een golfvorm op een efficiënte manier door te geven. Door snel te schakelen en alleen ‘aan of uit’ te gaan, is het rendement bijzonder hoog: 90 procent of zelfs meer.

De Hawk Audio D-123 is een klasse-D versterker. Een hele leuke... weinig watts, maar wel mooie watts.

Klasse D heeft nog geen hele goede naam als het gaat om muzikaliteit. Er zijn echter heel goede, muzikale klasse D versterkers. Het is alleen even goed zoeken. Goede klasse D versterkers hebben net als klasse A of B versterkers een degelijke voeding. Dus geen superlichte, storende schakelende voedingen. Klasse D heeft namelijk net zo goed schone voeding nodig om fatsoenlijk te presteren.

Klasse D is uitermate geschikt voor zeer hoge vermogens. Het is geen enkel probleem om meer dan 400 of 500 watt uit een klasse D versterker te halen.

Watts: meer is beter?

krell
Krell is een typisch merk dat bijzonder krachtige eindversterkers maakt.

De hamvraag is natuurlijk: hoeveel watt is zinvol. Dat is een erg goede vraag. Het is van aardige wat factoren afhankelijk. De meest bepalende factor is het rendement van de luidspreker. De meeste luidsprekers hebben wel een rendement van 86 dB of hoger. Dat wil zeggen dat ze 86 dB produceren met 1 watt en dan gemeten op 1 meter afstand.

U zult merken dat 86 dB al behoorlijk hard is. Heel veel harder is gewoon niet echt prettig. Echter: dit wil niet zeggen dat een versterker van 1 watt voldoende is om te spelen. Er zit altijd dynamiek in muziek en een woofer heeft doorgaans meer vermogen nodig dan een tweetertje. Enige reserve is dus wenselijk.

Nu komt het rekensommetje. Om twee keer zo hard te spelen, is een factor tien meer vermogen nodig. Dus om in ons geval 89 dB luidheid te halen, is 10 watt nodig. Om 92 dB te halen, is 100 watt nodig. Dat loopt aardig op, nietwaar?

Met het bovenstaande voorbeeld willen we ook aantonen, dat het verschil tussen 100 of 150 watt helemaal niet zo groot is. Wil je echt grote verschillen maken, dan is een factor 5 pas een beetje hoorbaar. Dus 500 watt in plaats van 100 watt.

Voedingsreserves

Cyrus Q power - voeding
De Cyrus Q-Power heeft maar ongeveer 50 watt per kanaal, maar wel een heel flinke voeding. Kortom: lekker veel dynamiek.

Wat wel bijzonder goed hoorbaar is in dynamiek, is de reserves waarover een versterker beschikt. Reserves in de vorm van een lekker grote voeding die voldoende stroom kan leveren en degelijke condensators die pieken kunnen opvangen. Hoe kom je er achter dat dit het geval is? Simpel: openschroeven!

Een truukje wat we kunnen geven is het volgende. Vaak wordt het vermogen gespecificeerd bij 8 Ohm en 4 Ohm (soms ook 2 Ohm). Als het vermogen verdubbeld (bijvoorbeeld: 100 watt bij 8 Ohm en 200 watt bij 4 Ohm), zegt dat veel over de voeding. Die is dan lekker stabiel. Als het vermogen bij 4 Ohm slechts marginaal toeneemt, zal de versterker niet veel reserves hebben. Niet heel geschikt voor lastige luidsprekers dus!

Dempingsfactor
Wellicht hebt u het weleens gezien bij de specificaties: de dempingsfactor. Vaak staat daar een getal achter. Bijvoorbeeld: 50, 100, 1000 of zelfs meer. Wat is dit nu precies?

De dempingsfactor geeft kortgezegd de controle aan van de versterker op de luidspreker. Hoewel het lijkt dat een luidspreker precies weergeeft wat de eindversterker hem voert, is dit niet zo. De conus beweegt altijd een beetje na. En als een conus natrilt, wordt er een heel klein beetje stroom opgewekt. Deze gaat weer retour naar de versterker.

Deze terugkerende stroom is natuurlijk niet heel wenselijk. De dempingsfactor zorgt ervoor dat deze terugkerende stroom kortgesloten wordt. Het is namelijk de factor waarmee deze stroom ‘gedempt’ (kortgesloten) wordt: een versterker met een dempingsfactor van bijvoorbeeld 100, die een luidspreker met een weerstand van 8 Ohm aanstuurt, heeft een inwendige weerstand van 8 / 100 = 0,08 Ohm. Hoe hoger de dempingsfactor, hoe meer controle de versterker heeft op een luidspreker.

De MA350 van Van Medevoort heeft - net als alle Van Medevoort-eindversterkers - een dempingfactor van meer dan 1000. Uitermate geschikt voor lastige luidsprekers dus.

Hoe hoog moet een dempingsfactor zijn? Dat hangt af van de luidspreker die eraan gekoppeld wordt. Een hoogrendement systeem heeft minder behoefte aan een hoge dempingsfactor dan een complex driewegsysteem met een enorme woofer (daar is het effect van controle het best hoorbaar). Wij houden als stelregel dat 200 of hoger welkom is. Bij een lagere factor is een hoogrendementsysteem wel erg wenselijk om een strak laag te krijgen.

Buizen
Als er één type versterker is wat een schare liefhebbers achter zich heeft, is het wel de buizenversterker. Geroemd om zijn souplesse, beeldvorming en mildheid. Wat echter ook altijd geassocieerd wordt met buizen, is een warme klank. Dat hoef helemaal niet het geval te zijn, want ook een buis hoeft helemaal niet te kleuren.

Audio Power Labs CES 2012
Een buizenversterker die wél grote luidsprekers kan aansturen: Audio Power Labs.

Het warme tintje is in sommige gevallen te wijten aan het gebrek aan laagcontrole. Allereerst heeft een buis doorgaans niet veel vermogen: soms maar tien watt. Ten tweede is de dempingsfactor van een buizenversterker ronduit beroert. Er zijn uitzonderingen, maar niet veel. Houd daar dus rekening mee. Een buis is prachtig, maar vereist een luidspreker met hoog rendement.

Conclusie
Er zijn veel factoren die meespelen bij het uitzoeken van een eindversterker. Watts is slechts één aspect en is bij lange na niet de belangrijkste specificatie. Dempingfactor, voeding en reserves zijn belangrijker. En nog belangrijker: de match met de luidsprekers. Wij raden dus aan: pak een paar versterkers binnen het budget en ga simpelweg luisteren. Staar zeker niet blind op specificaties.