Home Hi-Fi Waarom specificaties vergelijken compleet zinloos is

Waarom specificaties vergelijken compleet zinloos is

7
Waarom specificaties vergelijken compleet zinloos is

Bitrates, samplingrates, bitgroottes, wattages, versterkerklasses… er zijn als audioliefhebber talloze specificaties om te vergelijken. Maar het is – vrijwel – allemaal zinloos. Waarom? Omdat de specificaties die er toe doen, niet gemeld zijn én omdat elke fabrikant anders meet. laten we dát eens toelichten.

Sinds we zelf aan het meten geslagen zijn, is een wereld open gegaan. Serieus. Het voelt een beetje alsof we ineens een extra lichtknop hebben gevonden waardoor we ons werkgebied beter kunnen verlichten. Al moeten we zeggen: we zien nu wel alle troep om ons heen veel beter. Overigens geldt nu ook: hoe dieper we in deze materie duiken, hoe meer vragen we krijgen… en soms trekken we ook onze eigen ‘oude inzichten’ in twijfel. Maar dat hoort erbij.

Terug on-topic… De extra kennis en verdieping geeft ontzettend veel inzicht in hoe apparaten werken, wat belangrijk is. Daarbij zien we ook duidelijk hoe merken omgaan met het (eerlijk) specificeren van hun producten. Daar zit wel verschil in namelijk.

1. Wattages zeggen niets!

Om maar meteen met de deur in huis te vallen: wattages zeggen niets. In veel gevallen staat er bijvoorbeeld: 100 watt in 8 Ohm. En als je mazzel hebt, staat er nog een specificatie voor 4 Ohm. Dat geeft een klein beetje inzicht in de reserve; bij een heel stabiele versterker verdubbelt het.

Wat er echter vaak niet bij staat, is hoe het gemeten is, én hoeveel vervorming er optreedt bij maximaal vermogen. Is dat 1%? 10%? Is het bij 1 kHz? Full spectrum? Kortom: het is zinloos wattages te vergelijken als u dit niet weet.

Daarbij is het véél interessanter om te weten wat het gedrag van de versterker is bij héél lage vermogens. Onder 1 watt bijvoorbeeld. Hieronder ziet u drie vermogensmetingen. Kijk goed naar de verticale as… dat is de vervorming. De horizontale as is het vermogen. De Fosi-amp heeft een vervorming van bijna 90% bij 39 uWatt. En ruim 15% bij 1 mW. 1 watt komt op 0,5% wat gruwelijk hoog is voor huidige standaarden. De meeste speakers zitten namelijk ruim lager.

De Pass Labs X150.8 zit bij 37 uWatt op 0,35% en zakt dan naar beneden. Bij 1mW zit deze op 0.07%. De Advance zit op keurige waarden in zijn prijsklasse: 1 mW komt op 0,4%.

Waarom hameren we hierop? Simpel: de eerste watt is cruciaal. Al het microdetail zit in de lage regionen van het vermogen. Deze waarden zijn nergens te vinden. Alleen maximaal vermogen, maar nooit de vervorming voor 1 watt of een complete grafiek, terwijl het daar juist om gaat.

Conclusie: watts zeggen niets en zijn niet te vergelijken zonder meer informatie. Daarbij is de eerste watt belangrijk.

2. Sampingrates, bits en rates…?

High Res was de heilige graal. Hoe meer bits en samples, hoe beter. In basis is dat waar, maar hier zitten op zijn minste twee hele dikke, vette adders onder het gras. En die adders heten jitter én het filter.

[ppp_patron_only level=”5″ silent=”no”]

In de specificaties-sheets kunt u meestal wel lezen welke samplingrates een (digitaal) product ondersteunt: 24 bit / 192 kHz bijvoorbeeld. Of denk aan 2.8 MHz DSD, of double DSD (5.6 MHz). Cd-kwaliteit is 16 bits per sample en 44100 samples per seconde. Op zich genoeg voor een mooie weergave van muziek. High-res heeft meer dynamisch bereik én meer detail, mits het ook goed is opgenomen.

Wat echter meestal niet gespecificeerd staat is wat de jitterwaarden zijn én hoe het filter te werk gaat. Is het een brickwall filter (sharp)? Een slow filter? En hoe is het verloop van het filter dan?

Het hart van een digitaal systeem is de klok. Deze moet heel stabiel zijn werk doen en vooral op korte termijn héél constant zijn (lange termijn zegt niets, dan kan deze nog steeds op korte termijn slingeren (drift); het gaat erom dat de klok juist stabiel en constant is op korte termijn).

De afwijking van een klok wordt meestal uitgedrukt in ps – picoseconden. Er zijn tests voor het meten van jitter. De meest bekende is de JTest, maar deze meet niet echt de klok zelf; de JTest meet interface-jitter. Dit meet hoe immuun de input van de dac is. (Deze meet-methode is niet geschikt voor NOS-dacs, omdat deze geen oversampling en filters gebruiken!).

Een ander zéér klankbepalend element is het filter wat dacs gebruiken. Filters maken of breken in feite een dac. Niet voor niets gebruikt Chord compleet zijn eigen systeem én zijn veel liefhebbers voor NOS-dacs: een NOS-dac gebruikt namelijk géén uitgangsfilter. Beide hebben voor- en nadelen. Daar gaan we nu niet op in.

Hieronder een paar apparaten die we op interface-jitter hebben gemeten. U ziet dat de AudioGD in NOS modus extreem hoge jitter laat zien: logisch. In OS (oversampling) modus is het overigens nog steeds niet best… we zien een enorme ‘rok’ rondom de input.

(Hoge) jitter is hoorbaar. Lagere jitter resulteert in rust en controle. Hoge jitter uit zich in onrust, onscherpte in de imaging en scherpte op T’s en S’en bijvoorbeeld.

Hieronder een voorbeeld van een paar dac-filters waarbij we het verloop hebben gemeten: u ziet de afrol én de reflecties duidelijk terug in de metingen.

Filters zijn zéér klankbepalend. Het bepaalt in grote mate het karakter (signatuur) van de dac. Heel veel merken hebben hun eigen methode van filtering. Denk aan Chord (Watts-filter), Marantz heeft zijn eigen filters, en er zijn merken die het toelaten meerdere filters te kiezen. En ja: dat is zeker hoorbaar…

Beide zaken zijn absoluut niet opgenomen in de specificaties. Mede doordat het zo lastig is. Het punt is dat jitter en filters veel meer zeggen over een product dan bits en samplingrates… Houdt daar dus rekening mee.

Conclusie: bits en samplingrates zeggen niets over weergave. Jitter en filters zeggen véél meer, maar worden niet gespecificeerd.

Frequentierespons

We gaan het hier vooral over luidsprekers hebben. Want liefhebbers zullen vooral kijken naar hoe diep een luidspreker kan gaan én hoe ver het hoog nog doorgaat. Onze Focal Sopra ging volgens Focal van 45 Hz – 40 kHz. Geen extra specificaties. De TAD’s gaan van 30 Hz tot 60 kHz. Geen extra specificaties. We weten dus alsnog niets, aangezien we niet weten wat de afwijking is op de 0-as. Is het 45 Hz -3dB? -6dB? 30 Hz -3dB? -10dB?

Hierboven ziet u een meting van de Sopra No1 en TAD E2. Beide grafieken hebben een window van 3ms, wat wil zeggen dat alles onder 200 Hz is weggefilterd. Houdt daar rekening mee. Die meting doen we om te kijken hoe het midden en hoog getuned zijn. Vaak doen we meerdere metingen om te bepalen wat de ideale positie van de microfoon is.

De Sopra is lang onze referentiespeaker geweest. Nu is dat de TAD E2. Het zijn twee absolute top-speakers. Beide behoorlijk neutraal afgestemd – Focal iets frisser – en beide lage vervorming. Het karakter van de speaker is totaal niet af te lezen aan de specs. De respons op papier zegt ook niets. Een meting van de respons zegt al meer, maar wat pas écht iets zegt, is een combinatiemeting met off-axis gedrag én een meting op de zitplaats. Dan krijg je namelijk inzicht in de dispersie – afstraalgedrag – van de speaker. Wat nóg meer zegt, is de vervormingsmeting.

In deze meting ziet u welke harmonische dominant is bij welke frequentie. En daarin is te zien dat de TAD veel minder vervormt in het laag én ook overall minder vervorming laat zien (ongeveer 5dB lager). Dat geeft dus overall een schonere presentatie met meer rust in het klankbeeld (wij horen vooral meer gelaagdheid). Helaas zijn deze metingen nooit openbaar (wij hebben ze nog nooit gezien).

Conclusie: specificaties over het frequentiebereik zeggen bar weinig zonder extra informatie.

Nominale impedantie

Zéér bepalend voor de samenwerking met de versterker, is de impedantiekarakteristiek. Nu wordt vaak de nominale impedantie gegeven (8 Ohm, 6 Ohm, 4 Ohm…), maar zelden de minimale impedantie. Al zien we dat gelukkig meer en meer.

Wij meten tegenwoordig de impedantie (met onze Sourcetronic LCR) en zien dat óók bepaalde betaalbare modellen een zeer ongunstige impedantiekarakteristiek laten zien. Het gevolg: ze zijn niet aan te sturen met een normale versterker. Dat uit zich in scherpte, ruwheid en soms zelfs uitval van de versterker. Als u mazzel hebt, voordat de boel clipt.

Hieronder de impedantie en impedantiefase van de Bowers 702S2, Sonus Faber Lumina II en TAD Evolution 2. De Bowers dipt naar 2.5 Ohm; dat is op het randje van wat een ‘gewone’ versterker nog fijn vindt en kan aansturen. Er zijn legio versterkers die dan al de geest geven óf compleet gaan clippen. De TAD vindt 4.9 Ohm wel genoeg. Overigens is een piek in de impedantie niet heel erg. Tenzij u met bijvoorbeeld single ended buizen speelt; dan zal dat kleuren. Bij transistorversterkers niet. Dan – ook bij buizen – is de lage impedantie een probleem, omdat deze buiten adem kunnen raken. (lage impedantie = meer energie. Maar als de voeding dat niet aan kan, gaat de boel clippen).

Zoals gezegd specificeren meer en meer fabrikanten de minimale impedantie. Het zou nog beter zijn als de complete grafiek, inclusief fase gepubliceerd zou worden, omdat je dan ook het verloop kan zien. Want pas dan kan je écht vergelijken.

Conclusie: alleen een nominale impedantie zegt niets. We hebben minimaal de laagste impedantie nodig om een inschatting te kunnen maken welke versterker technisch werkt.

Kabels…

Kabels en specificaties? Ja… ook daar spelen specificaties een rol. Immers: materialen hebben eigenschappen. Denk aan geleiding, weerstand… en in geval van kabels ook capaciteit en inductie bijvoorbeeld. Hieronder ziet u wat metingen aan luidsprekerkabels. Met name de eerste grafiek is interessant, omdat die op een échte speaker gemeten zijn. Met een echte versterker. Het laat zien dat er wel degelijk een meetbaar verschil in kabels is.

Wat we zien in onze eigen metingen, is dat los materiaal niets zegt. Het gaat om het geheel… mét connectoren. Als de connector namelijk niet goed geleid, óf de overgangsweerstand tussen connector en geleider te groot is, dan heeft een chique, zilveren geleider niet zoveel zin: de connector zit dan gewoon in de weg.

Dit soort zaken ziet u niet terug in de specificaties. Daar is alleen te lezen hoe de kabel is opgebouwd: materiaal, stranded, solid core, afscherming of niet en wat voor connectoren erop zitten. Soms geven ze nog aan of het gesoldeerd is of niet. Echter zult u als ‘normale man / vrouw’ niet weten wel materiaal goed geleidt of niet. En of materialen elkaar in de weg zitten…

Bovendien hebt u nog geen inzicht in de impedantie, reflecties, inductiewaarden, capaciteit, et cetera. Dat zijn zaken waar we nu diep in aan het duiken zijn om te kijken of er een verband is tussen deze metingen en weergave. Het is te vroeg om conclusies te trekken, maar zodra we meer weten, hoort u het uiteraard direct.

Echter: specs van kabels zeggen – nog – niet zoveel. Helaas. Wat zou helpen is dat fabrikanten basismetingen laten zien van hun bekabeling. Op die manier is namelijk na te gaan of de materialen ‘kloppen’. Dat is al meer dan we nu kunnen zien op de websites.

[/ppp_patron_only]

Afrondend

We hebben hier een paar veel voorkomende specificaties aangehaald: wattages, bits & samplingrates / frequentierespons / luidsprekerimpedantie en tenslotte bekabeling.

Echter is dit pas het tipje van de sluier. Er zijn nog (veel) meer specificaties die niet of érg lastig te vergelijken zijn. Mocht u suggesties hebben: laat het dan weten aan ons!

Er is meer duidelijkheid en inzicht nodig in de audiowereld. En ook in andere industrieën overigens. Bij PC’s zijn GHz’en ook niet te vergelijken zonder meer inzicht over instructies per seconde of branch-prediction algoritmes. En in de auto-industrie zeggen PK’s ook weinig zonder inzicht in de vermogensopbouw, versnellingsbakverhoudingen én het gewicht van de auto. Ja: complexe zaken, maar wél relevant. En mocht het u niet interesseren; u hoeft het niet te lezen: overslaan is ook een optie.

Het doel van dit achtergrondverhaal is echter om u – de lezer – te behoeden van blindstaren op specificaties. Ga vooral luisteren en vertrouw uw oren: niet alleen de specificaties van een product.

7 REACTIES

  1. Misschien kun je eens nadenken / bepalen over wat voor elke type apparaat ( dac,voorversterker , eindversterker , speaker en eventueel nog kabels) de drie belangrijkste kenmerken zijn. Deze publiceer je dan bij elke test die jullie doen inclusief uitleg van de meting. Als je dat kunt volhouden krijg je in de loop van de tijd een hele mooie verzameling van metingen die liefhebbers dan kunnen gebruiken om apparatuur aan te schaffen. Wel veel werk natuurlijk. Maar als je op die manier kwaliteit van metingen aan sq kunt koppelen zet je wel iets bijzonders neer.

        • Dag Jos,

          Dit is al een decennia lange zoektocht. Het is ongekend complex om deze twee zaken te koppelen. Er zijn legio zaken die weergave beïnvloeden. Vraag elke ontwikkelaar en technicus of weergavekwaliteit te meten is en je zal altijd als antwoord krijgen: deels. Het zal zeker allemaal meetbaar zijn, maar feit is: we kunnen nog niet alles meten en we weten ook niet waar we moeten zoeken.

          Wij doen fact-checking en proberen meer relaties te vinden. Daarbij is het zeer leerzaam om op deze manier naar een apparaat te kijken.

          • Waarschijnlijk is het zo dat je wel kunt meten wat de sq negatief beïnvloedt. Dus als een systeem minder klinkt is dat met metingen wel aan te tonen, maar als alles goed meet is dat geen zekerheid dat de sq prima is. Omdat je niet alles kunt meten.